zaterdag 10 april 2021

Wat is vrijheid?

Een filosofische vraag over een van de belangrijkste thema’s in ons leven en in onze samenleving


Graag belicht ik dit thema van een aantal kanten:

A.  Associaties in ons leven en in onze samenleving

B.  Fysiologisch en van daaruit gevoelsmatig en emotioneel

C.  Mogelijke beperkingen van pure vrijheid

D.  Vrije wil en gedachtenvorming


Ad A. Associaties met het begrip vrijheid

Bij het begrip vrijheid denk ik onder meer aan: de vrijheid die we via bevrijding hebben gekregen na de 2e wereldoorlog en die we bij Bevrijdingsdag vieren; autonomie; onafhankelijkheid; vrijheid van meningsuiting en -vorming, religie, seksuele oriëntatie e.d. zoals in de grondwet opgenomen; bewegingsvrijheid en keuzevrijheid; vrije partnerkeuze; vrijen (seks hebben); vrije tijd; vrij spelen van kinderen; vrij spel hebben.


Ad B. Fysiologische, gevoelsmatige en emotionele vrijheid

Uiteindelijk is één van de belangrijkste manieren om vrijheid te ervaren een werkelijk vrij gevoel hebben. Je kunt je zelfs (momentaan of zelfs structureel) vrij voelen, terwijl je – vanuit maatschappelijk perspectief – niet vrij bent. In essentie betekent dat vrije gevoel naar mijn idee dat energie vrij, dus zonder emotionele of andere blokkade, door je lichaam kan stromen. De basis daarvoor is ontspanning. En het kan gestimuleerd worden door fysieke beweging, maar ook door (hoofdzakelijk) mentale activiteit. Ook meditatie kan een vrij gevoel geven. Een ander sprekend voorbeeld is mindfulness/presentie waarbij je hele ‘systeem’ betrokken en in harmonieuze toestand/beweging is. Vrije emotionele expressie, die eventueel tegelijk een emotionele ontlading vormt, is ook een manier om je vrij te voelen.


Ad C. Beperkingen van vrijheid

Het stilstaan bij mogelijke beperkingen geeft mij eigenlijk het meest concrete praktische inzicht in wat vrijheid is en vooral dus ook hoe het beperkt kan worden. In wezen kun je vrijheid juist definiëren als de afwezigheid van die beperkende factoren. Daarbij kun je ons als menselijk (dierlijk) wezen van nature vrij zien. Dat gevoel is ook te benaderen door de vrije natuur in te gaan en daar gewoon te doen waar je zin in hebt (voor zover dat niet belemmerd wordt door anderen en/of wetgeving). Bijvoorbeeld vrij bewegen, gek doen, niets doen, vrijen (met consent van de ander) of jezelf bevredigen, naakt zijn, spelen, vuurtje stoken (voor zover dat niet uit de hand loopt en überhaupt is toegestaan), een zandkasteel of hutje van gesprokkeld hout bouwen, etc...

Alle beperkingen ten opzichte van dat vrije gevoel kun je zien als beperkingen van vrijheid. Daarbij kun je in elk geval denken aan concrete beperkingen zoals wettelijke geboden en verbonden (in het verkeer en in uitingen en gedrag die bijv. anderen niet mogen schaden) en verplichtingen (zoals belasting betalen, naar school gaan of je kinderen naar school sturen). Verder hebben de meeste van ons ook bepaalde economische afhankelijkheden en/of verplichtingen, zoals het voorzien in een eigen inkomen en het maandelijks moeten betalen van huur of rente/aflossing van een hypotheek. Vanuit die economische afhankelijkheid zitten de meesten die niet gepensioneerd zijn en/of kunnen rentenieren ook vast aan bepaald werk om te voorzien in dat noodzakelijke inkomen. Dat werk brengt ook weer allerlei onvrijheden met zich mee. Zeker als men een vaste (gecontracteerde) baan heeft of op uitzendbasis ergens werkt. Maar ook het werken als zelfstandig ondernemer brengt vaak de nodige afhankelijkheden en concrete of meer impliciete onvrijheden met zich mee.

Veelal subtieler zijn de onvrijheden die besloten liggen in sociale verbanden en hun culturen (die overigens ook aan de orde zijn in een bedrijf waar je eventueel werkt): direct in een relatie, gezin en breder familieverband gelden vaak allerlei ongeschreven regels, verwachtingen en emotionele afhankelijkheden. Ook in vriendschappelijk verband en binnen verenigingsverband geldt dat over het algemeen. Voor zover die regels, verwachtingen en afhankelijkheden aansluiten bij je eigen normen en waarden en je weinig moeite hoeft te doen om je daaraan te conformeren of je die zelfs sterk koestert zul je die beperkingen niet als onvrijheid ervaren en zullen die dus ook niet een onvrij gevoel geven. Maar andersom geldt natuurlijk ook dat als die regels, verwachtingen en/of afhankelijkheden niet aansluiten bij je normen en waarden en/of het gedrag wat je geneigd bent te vertonen geeft dat spanning en zal dat in het algemeen je vrijheid belemmeren en/of leiden tot conflict als je niet (voldoende) conformeert aan die normen en waarden.

Veelal nog subtieler zijn de innerlijke afhankelijkheden, die samenhangen met – meer of minder dwangmatige – patronen. Het meest duidelijk zijn onderkende verslavingen, waarbij de onvrijheid al in de term besloten ligt. Men wordt door een diepere drijfveer min of meer gedwongen om gedrag te vertonen dat schadelijk is. Die schadelijkheid is soms direct onderkend zoals bij roken, snoepen en (overmatig) drank- of drugsgebruik. Soms is die schadelijkheid wat minder direct zoals bij gokken, seks, TV kijken, social media gebruik, e.d. Het is in elk geval discutabel in hoeverre het dwangmatige – meer of minder schadelijke – gedrag te zien is als een onvrijheid. Als men zonder praktische belemmering dat gedrag kan vertonen kun je het ook als vrij zien.

 

Ad D. Vrije wil en gedachtenvorming

Een nog subtieler en filosofischer niveau is dat van de vrije wil en gedachte. Er zijn filosofen en neurowetenschappers die stellen dat ‘vrije wil niet bestaat’. Ik sluit me daar graag bij aan en zie daarin 3 verschillende niveaus van onvrijheid die je als existentieel zou kunnen benoemen:

a) Vrije wil en gedachten

b) Beweegredenen

c) De vorming als menselijk wezen: van foetus naar bewust denkende en zichzelf sturende en ontwikkelende volwassene, via de levensfase als baby, peuter, kleuter, kind op de basisschool, (puberende) jongere

Ad a) Vrije wil en gedachten

Er is in ons mentale functioneren een niveau waarop gedachten en een daarmee te verwoorden wil zich vormen vanuit een proces van ontelbare associaties en gevoelens waarover we geen directe bewuste controle hebben. De concrete gedachten vormen zich steeds op enig moment daaruit, maar dat subtielere proces van vorming van die gedachten kunnen we slechts op een beperkt grofmazig niveau (bij)sturen. Hoofdzakelijk door losse gedachten te verbinden aan dat denkproces en daarin bepaalde aandachtspunten en gedachten te prioriteren of te verwerpen. Maar het subtielere proces van bijvoorbeeld welke aspecten allemaal in acht worden genomen en welk gevoel daarbij opborrelt is iets wat ‘gewoon’ gebeurt en wordt gestuurd door onze cognitieve, culturele en emotionele ‘bagage’ en ook vaak nog wordt beïnvloed door bepaalde actuele stemming en eventuele omgevingsfactoren waar we veelal lang niet allemaal bewust van zijn. Het lijkt dus misschien of we volledig in control zijn over ons eigen denkproces (voor zover dat ‘naar wens’ verloopt), maar het overgrote deel daarvan vindt volgens mij dus plaats op een onbewust – oftewel niet direct gestuurd – niveau.

Ad b) Beweegredenen

In aansluiting op het vorige: onze gevoelens en emoties en onbewuste trauma’s/gevoeligheden in ons systeem hebben in het algemeen een belangrijke invloed op ons functioneren. Voor zover we ons leven niet inkaderen met vaste patronen – samenhangend met verplichtingen zoals rond werk, school, afspraken in een relatie-/gezinsverband, met die eerder genoemde dwangmatigheden/verslavingen of met ontwikkelde gewoontes (met eventueel een bepaald doel of overtuiging) – zullen we in de keuze van ons gedrag en in ons denken daaromheen sterk beïnvloed worden door die diepere emotionele en gevoelslaag met bijbehorende gevoelens en trauma’s. Die hebben een sterk sturende invloed, die je als onvrij zou kunnen benoemen. Het is echter ook mogelijk om te stellen dat die emotionele/gevoelslaag onlosmakelijk onderdeel van je persoon en persoonlijkheid vormt en dat dat juist de basis vormt voor de keuzes die je – in meer of minder praktische vrijheid – maakt. Ook dit niveau van beperking in vrijheid is dus discutabel.

Ad c) Vorming als menselijk wezen

Tenslotte zie ik op wat ik als meest existentieel niveau beschouw een onvrijheid in de vorming van onze persoonlijkheid, van waaruit wij op een gegeven moment in ons leven onze meer of minder bewust gestuurde c.q. vrije (zie a en b) keuzes maken. Zo worden wij natuurlijk als baby en daarvoor zelfs als foetus gevormd en krijgen we bepaalde emotionele bagage mee van onze ouders. Daarna wordt dat wat explicieter in de vorm van opvoeding, gewoontes en milieu dat onze omgeving vormt. Zowel thuis als op school en op straat en bij een eventuele vereniging. Pas in de loop van ons leven als kind worden we in een bepaalde mate zo bewust van onszelf en ons gedrag dat we daar zelf bewust ook keuzes in maken c.q. bijsturen ten opzichte van wat we geneigd zijn te doen en waarin we verteld worden wat te doen en hoe ons te gedragen. In zekere zin is dus daarvoor ons leven grotendeels onvrij, hoewel we dat niet zo hoeven te ervaren. Als je in harmonie opgroeit en je je volledig kunt vinden in alles wat je meekrijgt in opvoeding, op school en daarbuiten, zul je je niet belemmerd voelen in je vrijheid. Maar je bent in praktijk niet vrij om daar zomaar van af te wijken. Pas op latere leeftijd, als je bewuster wordt van je eigen ontwikkeling en daarin te maken keuzes en je minder afhankelijk wordt van je ouders, ontstaat er meer vrijheid in de keuze hoe je verder te ontwikkelen en te gedragen. Echter de persoonlijkheid van waaruit je dat doet is dan al – in een periode van in principe existentiële onvrijheid – gevormd. Die onvrijheid hoef je dus zoals eerder aangegeven niet als onvrij en/of negatief te hebben ervaren, maar je hebt in elk geval niet bewust vanuit volledige vrijheid kunnen kiezen om die persoonlijkheid te vormen.